Expect the (un)expected. The role of the school and education system in students’ expectations for higher education.
Auteurs
Van den Broeck, L. (2020).

Abstract
Een diploma hoger onderwijs heeft een grote impact op de levensloop van een persoon. Hoogopgeleiden hebben door de band genomen een hoger inkomen, een betere job en minder kans om in armoede te belanden dan laagopgeleiden. Ze scoren ook hoger op talrijke nieteconomische uitkomsten, zoals algemene gezondheid. Eén van de meest consistente bevindingen in de onderwijssociologie is echter de sociale ongelijkheid in opleidingsniveau. Een kind uit een welgesteld gezin heeft een opmerkelijk grotere kans om hoger onderwijs te volgen dan een kind uit een arbeidersgezin. Onderwijs speelt daarom niet alleen een cruciale rol op het vlak van sociale mobiliteit, maar ook met betrekking tot de reproductie van sociale ongelijkheid. Om het proces te begrijpen dat leidt tot deze verschillen in de kans op het behalen van een diploma hoger onderwijs, onderzoeken sociologen de aspiraties die studenten uiten in het secundair onderwijs. Studenten hebben bepaalde verwachtingen over welk pad ze willen betreden na het secundair onderwijs: verwachten ze naar het hoger onderwijs te gaan, of eerder de arbeidsmarkt te betreden? Deze aspiraties blijken niet alleen theoretisch maar ook empirisch een centrale schakel te zijn tussen de achtergrondkenmerken en prestaties van een leerling enerzijds, en de bereikte status als volwassene anderzijds. Aspiraties worden namelijk verondersteld gedrag te sturen. Hoge onderwijsaspiraties vergroten daarbij de kans om uiteindelijk terecht te komen in het hoger onderwijs, aangezien deze aspiraties een positieve invloed hebben op motivatie en inspanningen in het secundair onderwijs. Aspiraties worden echter niet alleen beïnvloed door de achtergrond en prestaties van leerlingen, maar worden ook bepaald door de kenmerken van hun secundaire school en van het bredere onderwijssysteem. Het talrijke onderzoek naar aspiraties voor het hoger onderwijs is uitsluitend gericht op het individuele niveau en kijkt onder meer naar de verschillende socialisatieprocessen binnen gezinnen naargelang sociale klasse. Deze focus op het individuele niveau is toe te schrijven aan het Amerikaanse Wisconsin-model van de jaren zestig, dat nog steeds het (expliciete of impliciete) vertrekpunt is van het meeste hedendaagse onderzoek. Het model stelt dat de aspiraties van studenten het resultaat zijn van de socialisatie door “significante anderen”. De drie belangrijkste groepen van die significante anderen zijn ouders, leeftijdsgenoten en leerkrachten, hoewel het huidige onderzoek zich vooral richt op ouders. Het Wisconsin-model hecht vooral belang aan hoe leerlingen de verwachtingen van deze significante anderen percipiëren. Ondertussen worden tevens andere onderzoekstradities gebruikt om de vorming VI van aspiraties te verklaren, zoals de sociologische rationele keuzetheorie of theorieën rond cultureel en sociaal kapitaal, al focussen ook die uitsluitend op mechanismen binnen het gezin. Niettegenstaande dit eerdere onderzoek ons begrip van processen op het individueel niveau heeft verrijkt, individualiseren en de-contextualiseren ze de besluitvorming van studenten. Aangezien leerlingen hun postsecundaire aspiraties vormgeven tijdens het secundair onderwijs, is het belangrijk dat ook de context van hun secundaire school en de kenmerken van het onderwijssysteem in acht worden genomen. Hoewel het secundair onderwijs een centrale positie inneemt in het proces van het sorteren en alloceren van leerlingen naar bepaalde posities in de samenleving, besteedt recent onderzoek weinig aandacht aan hoe de aspiraties van leerlingen worden beïnvloed door school- en systeemkenmerken. Niettemin werd het belang van schoolkenmerken reeds aangetoond voor prestaties en andere cognitieve uitkomsten in de traditie van het schooleffectenonderzoek. Daarnaast heeft onderzoek in de onderwijssociologie verduidelijkt hoe de organisatie van het secundair onderwijssysteem implicaties heeft voor de prestaties en attitudes van studenten. Vooral de gevolgen van sterk gestratificeerde systemen, die leerlingen op een vroege leeftijd op een rigide wijze verdelen over verschillende onderwijsvormen (‘tracking’) – zoals het Vlaamse ASO, TSO, KSO en BSO –, werden in kaart gebracht. Bijgevolg is het hoofddoel van dit onderzoek om een beter begrip te krijgen van de sociale ongelijkheid in aspiratie, door (verklaringen voor) individuele effecten te overstijgen en te kijken naar het mesoniveau van de school en het macroniveau van het onderwijssysteem. Ter verwezenlijking van dit doel bevat het empirische deel van dit proefschrift vier kwantitatieve studies die verschillende onderzoekstradities op vruchtbare wijze combineren, onder meer door de integratie van schooleffectenonderzoek en sociologisch onderzoek naar systeemkenmerken in het Wisconsinmodel. Het onderzoek maakt gebruik van primaire data van de unieke longitudinale International Study of City Youth (ISCY), die leerlingen van het vierde middelbaar in meerdere steden over de wereld volgt bij hun overgang van het secundair onderwijs naar het hoger onderwijs of de arbeidsmarkt. Eén van de vier studies is een crossnationale studie waarin de aspiraties van deze leerlingen in vier Europese steden worden vergeleken. Dit draagt bij aan het onderzoeksveld over aspiraties, dat nog steeds weinig crossnationale studies kent en waarvan slechte enkele aandacht besteden aan het schoolniveau. De andere drie studies, waarvan één longitudinaal is, focussen op de gegevens van meer dan 2000 jongeren in 30 Gentse scholen. Het Vlaamse onderwijssysteem is een interessante case study om aspiraties te bestuderen, aangezien het een sterk gestratificeerd en gesegregeerd Samenvatting VII secundair onderwijssysteem combineert met hoger onderwijs dat wordt gekenmerkt door vrije toegang. Deze drie studies laten zien dat de leerlingencompositie van een school niet alleen de aspiraties van leerlingen, maar ook het al dan niet volgen van hoger onderwijs beïnvloeden. Een leerling die naar een school gaat waar medeleerlingen vooral een hoge SES (socioeconomische status) hebben, zal ambitieuzere aspiraties hebben en zal eerder in het hoger onderwijs belanden dan een vergelijkbare leerling op een school met voornamelijk leerlingen met een lage SESachtergrond. Door op zoek te gaan naar verklarende schoolprocessen, overstijgen de studies in dit proefschrift ook ander onderzoek dat alleen op mechanische wijze het verband tussen schoolsamenstelling en aspiraties vaststelt. De inspiratie voor relevante schoolprocessen wordt gehaald uit het Wisconsin-model dat een centrale rol toeschrijft aan de verwachtingen van significante anderen, zoals leeftijdsgenoten (“peers”) en leraren. Dit proefschrift overstijgt deze individuele benadering van leerkracht- en peer-effecten door de integratie van het concept “cultuur”, meer bepaald de cultuur van leerkrachtverwachtingen in de ene studie en de cultuur van peer-verwachtingen in een andere studie. In tegenstelling tot gangbaar onderzoek, is het meten van de verwachtingen van deze significante anderen in dit onderzoek gebaseerd op objectieve data rechtstreeks bevraagd bij leerkrachten en leeftijdsgenoten zelf en dus niet op de subjectieve perceptie van leerlingen. De studie over de leerkrachtencultuur overstijgt de traditionele opvattingen van de leerkracht in onderzoek als “de onzichtbare leraar” of “de vooringenomen leraar”. De studie laat zien hoe hoge gedeelde leerlingenverwachtingen van leraren op dezelfde school de nadelige effecten van een lage SES-compositie op de aspiraties kunnen compenseren. Bovendien bevestigt het longitudinale onderzoek dat de verwachtingen van studenten een effect hebben op het al dan niet volgen van hoger onderwijs vijf jaar later. Niet alleen de eigen aspiraties op de leeftijd van 15 jaar, maar ook de gedeelde verwachtingen van hun leeftijdsgenoten op school zijn van belang. Leerlingen die naar scholen gaan met een hoge verwachtingscultuur bij leeftijdsgenoten volgen in het algemeen vaker hoger onderwijs en geven de voorkeur aan de universiteit in plaats van een hogeschool dan studenten op scholen met een lage verwachtingscultuur. Ambitieuze leeftijdsgenoten hebben echter ook nadelige effecten op sommige groepen studenten door vergelijkende groepsprocessen. Bovendien benadrukt de cross-nationale studie dat de effecten van de SES-compositie van de school niet in alle secundaire onderwijsstelsels voorkomen, maar voornamelijk in sterk gedifferentieerde systemen. Dit schoolcompositie-effect is dus een bijkomende bron van VIII ongelijkheid in onderwijssystemen die reeds ongelijk zijn. Ten slotte stelt het proefschrift de veronderstelling ter discussie dat sterk gestratificeerde systemen studenten op effectieve wijze in homogene groepen verdelen om ze voor te bereiden en toe te wijzen aan verschillende paden na het secundair onderwijs. Zo worden jongeren in het ASO voorbereid op het hoger onderwijs, worden BSO leerlingen voorbereid op de arbeidsmarkt, terwijl het TSO en KSO een dubbele finaliteit hebben. Algemeen wordt er verondersteld dat het opdelen van jongeren in homogene groepen de effectiviteit en efficiëntie van het lesgeven ten goede komt. De vraag dringt zich vervolgens op of jongeren in deze gestratificeerde onderwijsvormen ook aspiraties hebben die in lijn liggen met de beoogde doelstellingen van het systeem. Dit proefschrift toont echter aan dat in het sterk gestratificeerde Vlaamse onderwijssysteem het beroepsonderwijs de laagste homogeniteit van aspiraties heeft, wat die beoogde efficiëntie in vraag stelt. Dit onvervulde doel van een strikte opdeling in onderwijsvormen kan toegewezen worden aan de door sociale ongelijkheid gekenmerkte selectie van studenten bij de overgang van het basis- naar het secundair onderwijs, het watervalsysteem en de informatietekorten over het belang van het gevolgde traject in het secundair onderwijs voor postsecundaire trajecten. Aangezien nationale en supranationale beleidsmakers via het discours van de kennismaatschappij benadrukken dat het verhogen van het aantal studenten aan het hoger onderwijs van groot belang is, lijkt het een gemakkelijke oplossing om de aspiraties van leerlingen te verhogen. Deze strategie werd echter al bekritiseerd, omdat ze het probleem van ongelijke toestroom in het hoger onderwijs individualiseert en decontextualiseert. Verder toonde ander onderzoek aan dat deze strategie geen of zelfs nadelige effecten heeft wanneer jongeren teleurgesteld worden bij gebrek aan hulpmiddelen om deze aspiraties om te zetten naar de realiteit. Op basis van de resultaten van de cross-nationale studie, stelt dit proefschrift daarentegen voor om de schoolbetrokkenheid van leerlingen op school te vergroten, die wordt vormgegeven in de interactie tussen de leerling en de schoolcontext. Dit proefschrift raadt ook sterk aan om de positieve rol te erkennen die leerkrachten kunnen spelen. Eveneens tonen de resultaten de langdurige effecten van schoolculturen aan en is het een interessante route om na te denken over hoe scholen een schoolcultuur kunnen creëren om de overgang naar het hoger onderwijs gewild en haalbaar te maken (“college going cultures”). Ten slotte dient zeker ook nog een kritische blik geworpen te worden op de vermeende voordelen van gestratificeerde systemen met selectie op jonge leeftijd, met name naar de nadelige effecten voor leerlingen en leerkrachten in het beroepsonderwijs. Samenvatting IX Samenvattend kijkt deze kwantitatieve studie zowel naar de effecten van de leerlingencompositie en verklarende schoolprocessen, als naar het effect van een gestratificeerd onderwijssysteem op de vorming en realisatie van aspiraties voor het hoger onderwijs. Dit proefschrift benadrukt dat de aspiraties van leerlingen zich niet in een vacuüm ontwikkelen, maar dat scholen en onderwijssystemen een substantiële rol spelen.
Referentie
Van den Broeck, L. (2020). Expect the (un)expected. The role of the school and education system in students’ expectations for higher education. Universiteit Gent. Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen, Ghent.
Taal
Engels
Publicatievorm
Tijdschriftartikel
Trefwoord(en)
Sociologie van onderwijs; onderwijsverwachtingen van studenten; school effecten onderzoek; vergelijkend onderzoek; tracking; Vlaanderen; ISCY