Variable Identities in Brussels. The Relationship Between Language Learning, Motivation and Identity in a Multilingual Context.

Auteurs

Ceuleers, E. (2008).

 PDF-versie

Abstract

In België en Brussel hebben macrocontextuele factoren zoals taalbeleid en taalwetgeving een belangrijke impact op het taalgebruik en de manier waarop talen worden geleerd bij de bevolking. Hoewel Vlamingen in de minderheid zijn in Brussel, wordt er Vlaams gesproken in 36% van de lagere en 29% van de middelbare scholen.

De auteurs van dit artikel willen nagaan (a) hoe de specifieke context van Brussel het leren van een tweede taal beïnvloedt (b) wat de implicaties zijn voor de identificatieprocessen (c) hoe dit zich verhoudt tot de motivatie voor het leren van een tweede taal. Eerder onderzoek toont dat de manier waarop een tweede taal wordt verworven (formeel of informeel) een invloed heeft op de beheersing van de tweede taal, en op de attitudes en motivatie omtrent het leren van een tweede taal. Drie contextuele factoren bepalen of een individu formeel of informeel een tweede taal aanleert: (1) de taal (of talen) die thuis wordt gesproken (‘thuis tweetalig’) (2) de schoolkeuze (‘school tweetalig’) en (3) Frans spreken als gangbare wijze van communicatie in het openbaar (‘Vlaams tweetalig’).

Dit onderzoek werd uitgevoerd bij een Vlaamse school in Brussel, met 71 adolescenten tussen 16 en 19 jaar oud. De resultaten tonen dat adolescenten die naar een Vlaamse school gaan in Brussel hun eigen identiteit beschouwen als bestaande uit meerdere linguïstische, nationale en regionale identiteiten. Deze componenten worden aangesproken naargelang het taalgebruik en de context waarin een taal geleerd wordt. Er zijn twee soorten identiteitslabels: (1) labels die expliciet verwijzen naar een nationale en regionale identiteit, zoals ‘Brusselaar’, ‘Vlaming’, ‘Belg’ en ‘Waal’ en (2) labels die verwijzen naar één van de twee officiële talen: Vlaams en Frans. De helft van de Vlamingen geven aan dat ze zich het vaakst Vlaming voelen. Het zich ‘Vlaming’ voelen, wordt occasioneel vermeld door ‘thuis tweetaligen’ en nooit door ‘school tweetaligen’. In het privéleven, voelen de Vlamingen zich erg Vlaams, de ‘school tweetaligen’ zich erg Frans, en de ‘thuis tweetaligen’ zich evenzeer Vlaams als Frans. In het publieke domein, voelen de ‘thuis tweetaligen’ en de ‘school tweetaligen’ zich meer Frans dan de ‘Vlaams tweetaligen’. Op school voelen de ‘thuis tweetaligen’ zich iets meer Vlaams dan Frans. De ‘thuis tweetaligen’ zijn het meest vastbesloten om Frans te leren in vergelijking met de ‘Vlaams tweetaligen’, en om Vlaams te leren in vergelijking met de ‘school tweetaligen’.

Referentie

Torrance, K. (1995). Kindercultuur en de rol van ouders. Jeugd en samenleving, 4, 179 – 19Ceuleers, E. (2008). Variable Identities in Brussels. The Relationship Between Language Learning, Motivation and Identity in a Multilingual Context. Journal of Multilingual and Multicultural Development, 29(4), 291–309. 

Taal

Engels

Publicatievorm

Tijdschriftartikel

ISBN-ISSN

01434632

Trefwoorden

Secundair onderwijs, varia