Attachment and non-suicidal self-injury among young adolescents: The indirect role of behavioral problems.

Abstract

Doelstelling: Niet-suïcidale zelfverwonding komt vaak voor vóór 15-jarige leeftijd, toch heeft de meerderheid van het bestaande onderzoek naar risicofactoren voor dit gevaarlijk gedrag gefocust op oudere steekproeven. Onveilige hechting is eerder al geïdentificeerd als een risicofactor voor zowel niet-suïcidale zelfverwonding als gedragsproblemen, en gedragsproblemen blijken in het bijzonder geassocieerd te zijn met niet-suïcidale zelfverwonding bij jonge bevolkingsgroepen. Om het gebrek aan jonge adolescenten in onderzoek naar niet-suïcidale zelfverwonding recht te zetten, gebruikt deze studie longitudinale data van een steekproef van jonge adolescenten om een model te testen waarin onveilige hechting een verwachte risicofactor is van niet-suïcidale zelfverwonding via emotionele en gedragsproblemen.

Methoden: Data over niet-suïcidale zelfverwonding, kind-moeder hechting, en emotionele en gedragsproblemen werden verzameld bij 559 (41,1% mannelijk) Vlaamse studenten toen ze 13 jaar oud waren (M = 12,71, SD = 0,32), en opnieuw een jaar later. Onveilige hechting werd gemeten aan de hand van maternale items op de Experiences in Close Relationships – Revised Child Scale. Psychologische aanpassing werd beoordeeld met het Strengths and Difficulties Questionnaire.

Resultaten: We ontdekten dat angstig en ontwijkend gedrag indirect geassocieerd waren met nietsuïcidale zelfverwonding door gedragsproblemen, maar niet door emotionele problemen. Conclusies: De resultaten benadrukken de rol van gedragsproblemen als een risicofactor voor nietsuïcidale zelfverwonding in de vroege adolescentie, een zelden bestudeerde ontwikkelingsperiode waarin niet-suïcidale zelfverwonding vaak begint. De resultaten suggereren dat gedragsproblemen één mogelijk pad zijn voor de associatie tussen hechting en niet-suïcidale zelfverwonding bij jonge adolescenten. Therapieën die kind-ouder hechting verbeteren, zouden niet-suïcidale zelfverwonding bij jonge adolescenten kunnen reduceren, zowel direct als indirect door het verbeteren van gedragsproblemen.

Objective: Non-suicidal self-injury (NSSI) often occurs before age 15, yet the majority of research on risk factors for this dangerous behavior has focused on older samples. Insecure attachment has been previously identified as a risk factor for both NSSI and behavioral problems, and behavioral problems appear to be particularly associated with NSSI among young populations. Redressing the lack of young adolescent NSSI research, the present study uses longitudinal data from a sample of young adolescents to test a model in which insecure attachment acts as a prospective risk factor for NSSI via emotional and behavioral problems.

Methods: Data on NSSI, child-mother attachment, and emotional and behavioral problems were collected from 559 (41.1% male) Flemish adolescents when they were 13 years old (M = 12.71, SD = 0.32), and again one year later. Insecure attachment was measured using maternal items on the Experiences in Close Relationships – Revised Child scale. Psychological adjustment was assessed with the Strengths and Difficulties Questionnaire. Results: We found that anxious and avoidant attachment were indirectly associated with NSSI through behavioral problems but not through emotional problems.

Conclusions: Findings highlight the role of behavioral problems as a risk factor for NSSI in early adolescence, a rarely studied developmental period during which NSSI often first starts. Findings suggest that one possible pathway for the attachment-NSSI association among young adolescents is through behavioral problems. Therapies that improve childparent attachment may reduce NSSI among young adolescents both directly, and indirectly by improving behavioral problems.