Bij wie kunnen jongeren terecht? Over informele steun en toegankelijkheid van sociale voorzieningen.

Auteurs

Bouverne-De Bie, M., Van de Walle, T., Bradt, L. (2013)

 PDF-versie

Abstract

Het doel van hoofdstuk 4 was inzicht te geven in de bevindingen uit de JOP-monitor 3 met betrekking tot (1) de vraag wie jongeren aangeven als personen bij wie ze terecht zouden kunnen met een probleem en (2) de vraag naar kennis en gebruik van een aantal sociale voorzieningen. De bevindingen wijzen in eerste instantie op de betekenis van het informele netwerk als vorm van sociale steun. Jongeren van 12-13 jaar in Vlaanderen menen vooral terecht te kunnen bij hun ouders (97.0 %), hun vrienden (89.4 %) en andere familieleden (79.2 %). Bij jongeren tussen 14 en 30 jaar zijn dit respectievelijk hun partner/lief (95%), hun collega’s (94.4%) en hun ouders (93.7%). In vergelijking met het informele netwerk zijn de in de bevraging opgenomen vormen van formele steun veel minder bekend bij jongeren en doen ze er ook weinig beroep op. Vanuit het oogpunt van een jeugdbeleid geven deze bevindingen aan dat jeugdbeleid niet herleid kan worden tot een voorzieningenbeleid en niet enkel kan inzetten op de jeugd op zich, maar dient te worden ingebed in een breder sociaal beleid.

De kennis en het gebruik van een aantal sociale voorzieningen werd enkel bevraagd bij de 14- tot 30- jarigen. De meest gekende algemene sociale voorzieningen zijn: het OCMW (96.7 %) en de VDAB (86.5 %). Ook voor de psycholoog/psychiater geeft 92.1 % van de 14-30 jarigen aan deze vorm van hulpverlening te kennen. Binnen de jeugdhulpverlening is het CLB het best gekend (94.4 %). Daarna zijn de telefonische hulplijnen, evenals de online hulplijnen (Kinder- en jongerentelefoon, Tele-onthaal, zelfmoordlijn, druglijn..) het meest bekend: respectievelijk 89.9 % en 78.6 % van de jongeren stipt deze aan als gekend. De voorzieningen waar 14-30 jarigen in Vlaanderen reeds het meest frequent beroep op deden zijn: het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (30.3 % van de groep die het CLB kent), de VDAB (28.2 %) en de psycholoog/psychiater (14.8 %). Opmerkelijk is verder dat onze gegevens ongelijkheden bevestigen, zowel in bekendheid (voor CLB, JAC, OCMW) als in gebruik (voor CLB en OCMW) van sociale voorzieningen.

Referentie

Bouverne-De Bie, M., Van de Walle, T., Bradt, L. (2013) Bij wie kunnen jongeren terecht? Over informele steun en toegankelijkheid van sociale voorzieningen. In: Bradt, L., Pleysier, S., Put, J., Siongers, J., Spruyt, B. Jongeren in cijfers en letters. Bevindingen uit de JOP-monitor 3 en de JOPschoolmonitor 2013 (pp 91-110), Leuven: Acco

Taal

Nederlands

Publicatievorm

Boek

ISBN – ISSN

978-90-334-9558-8

Trefwoorden

Varia, vrienden, algemene cijfers, hulpverlening, preventie, welbevinden