Evaluatie van het experimenteel project ‘intersectorale aanpak van prioritair toe te wijzen hulpvragen’.

Auteurs

Andriessen, K, Maes, B., Bosmans, G., Noens, I., & Petry, K. (2013).

 PDF-versie

Abstract

Het project ‘Intersectorale aanpak van Prioritair toe te wijzen Hulpvragen’ (IPH) was een antwoord op de vaststelling van diverse actoren in de jeugdzorg dat er jongeren zijn met een complexe en meervoudige hulpvraag voor wie het heel moeilijk blijkt om een aangepast hulpaanbod te realiseren. De krijtlijnen van het project werden vastgelegd in het Besluit van de Vlaamse Regering (BVR, 24 april 2009) tot vaststelling van de voorwaarden voor de experimentele subsidiëring van een aanvullend geïndividualiseerd hulpaanbod in de intersectorale aanpak van knelpuntdossiers. In het BVR worden twee doelgroepen bepaald: (1) minderjarigen die in de gemeenschapsinstellingen (GI) van het Agentschap Jongerenwelzijn (AJ) verblijven en voor wie na intensieve onderhandelingen met diverse diensten en organisaties geen uitzicht meer is op reguliere gepaste jeugdhulp, en (2) minderjarigen die het voorwerp zijn geweest van een zorgbemiddeling binnen het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH), zonder dat dit resultaat opleverde, en het statuut ‘VAPHprioritair toe te wijzen hulpvraag’ krijgen. Het betreft in beide gevallen een complexe problematiek waarvoor de reguliere jeugdhulpverlening die wordt aangeboden door het AJ of het VAPH op zich niet volstaat om tegemoet te komen aan de noden van de jongeren.

Dit onderzoek heeft als doelstelling zowel de doelgroep, het verloop, als de bereikte resultaten van het experimenteel project IPH te evalueren. We richten ons op vijf clusters van onderzoeksvragen: (1) kenmerken van de cliënten, (2) kenmerken van de gelopen trajecten in het kader van het project IPH, (3) evaluatie van het procesverloop, (4) evaluatie van de bereikte resultaten en (5) toekomstige werking inzake IPH. Hiervoor werden verschillende methoden gebruikt: analyse van de aanmeldingsdossiers, analyse van de handelingsplannen, focusgroepen, interviews en literatuurstudie.

In de periode mei 2009 – april 2012 waren er 99 aanvragen voor een bijzonder geïndividualiseerd hulpaanbod. 92% van deze aanvragen werd goedgekeurd: 56 dossiers van het AJ en 35 dossiers van het VAPH. De gemiddelde leeftijd van de jongeren met een IPH-statuut bedraagt 15 jaar en 52.7% is 16 jaar of ouder. Ruim drie op vier van de jongeren met een IPH-statuut zijn jongens.

Het IPH-project richtte zich op een zeer kwetsbare groep van jongeren. Dat wordt versterkt door het opgroeien in een zeer kwetsbare gezinssituatie. Nog belangrijker dan de individuele en de gezinsproblematiek is dat deze jongeren de grenzen van de huidige jeugdhulp scherp blootleggen. Hun leven is getekend door een zeer lange en discontinue hulpverleningsgeschiedenis, vaak al vanaf jonge leeftijd en in residentiële context. Ook de schoolloopbaan van deze jongeren is zeer discontinu en onregelmatig.

In termen van de ladder van evaluatie- en effectonderzoek die Van Yperen en Veerman (2008) voorstellen, kunnen we op basis van het onderzoek concluderen dat het IPH-project zich op het grensniveau van ‘veelbelovend’ en ‘doeltreffend’ bevindt. Omdat in dit onderzoek geen voormeting gedaan werd, en geen controlegroep gevolgd werd, kunnen we slechts globale uitspraken doen over de effectiviteit van het project vanuit het perspectief van de direct betrokkenen (cliënten, ouders, jeugdhulpaanbieders, beleidsactoren). Een belangrijke bedenking is bovendien dat een organisatorisch systeem dat bepaalde interventies moet faciliteren voorwerp van onderzoek was, eerder dan de interventies op zich. Er zijn positieve resultaten te benoemen, maar ook elementen die kunnen verbeteren.

Vooreerst zijn er positieve resultaten bereikt op cliëntniveau. Het IPH-project heeft mogelijk gemaakt dat voor een groep van kwetsbare jongeren een hulpaanbod kon gerealiseerd worden dat vanuit het perspectief van de jeugdhulpaanbieders niet (meer) mogelijk was vanuit het regulier aanbod van de betrokken sector. Op organisatie- en beleidsniveau is een belangrijk resultaat van het IPH-project dat een goed beeld verkregen is van een zeer kwetsbare groep van jongeren en de hulp die zij nodig hebben.

Desondanks is er ook sprake van niet of niet volledig gerealiseerde doelen. Verschillende betrokkenen menen dat het project tot nog toe te weinig ingezet heeft op de preventie van IPHdossiers. Er zou ten aanzien van deze jongeren al veel sneller intersectoraal moeten gewerkt worden. Het intersectoraal overleg is ook niet in alle casussen succesvol gebleken. Voor een beperkt aantal jongeren in het IPH-project was het niet mogelijk om een meer aangepast hulpaanbod te realiseren of werd het bijzonder geïndividualiseerd aanbod stopgezet.

We konden in het project een aantal factoren identificeren die essentieel leken om de doelstellingen van het IPH-project te realiseren. Er is vrij grote eensgezindheid over dat intersectorale en interdisciplinaire samenwerking rond de IPH-dossiers een kritische succesfactor is. Het intersectoraal casusoverleg is daarin een belangrijk instrument, als het voldoet aan een aantal voorwaarden, waaronder de betrokkenheid van diverse partners uit verschillende sectoren, van experten en van de jongere, zijn ouders of opvoedingsverantwoordelijken. Het IPH-project was volgens de betrokkenen succesvol omdat het mogelijk maakte om geïndividualiseerde trajecten uit te tekenen voor jongeren met individuele vormen van begeleiding en coaching en met individueel aangepaste vormen van onderwijs, dag- en vrijetijdsbesteding. Ook de continuïteit in het bieden van hulp en de flexibiliteit om in te spelen op gewijzigde situaties in de trajecten van de jongeren, waren daarbij belangrijk. Vanuit het perspectief van de betrokken jeugdhulpaanbieders zijn de extra financiële middelen noodzakelijk om het hulpaanbod meer flexibel en geïndividualiseerd te organiseren en om extra omkadering te realiseren in de begeleiding van jongeren met een complexe problematiek. In het onderzoek kwamen ten slotte enkele factoren naar voren die op dit moment belemmerend zijn voor het realiseren van de doelstellingen van het IPH-project: het opnamebeleid en de opnamecriteriea van voorzieningen sluiten IPH-statuut soms uit, gering creatief denken, zeer weinig gemeenschappelijke theoretische en methodische kaders bij hulpverleners op de werkvloer, weinig info over de effectiviteit van voorgestelde interventies en structurele tekorten. Verschillende beleidsaanbevelingen zijn gemaakt op basis van deze resultaten.

Referentie

Andriessen, K, Maes, B., Bosmans, G., Noens, I., & Petry, K. (2013). Evaluatie van het experimenteel project ‘intersectorale aanpak van prioritair toe te wijzen hulpvragen’. Onuitgegeven onderzoeksrapport, Gezins- en Orthopedagogiek, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, KU Leuven, Leuven

Taal

Nederlands

 

Publicatievorm

Onderzoeksrapport