Geslachtsidentiteit: een argument bij hoedebeslissingen?

Auteurs

Jacobs, A. & Van Houtte, M. (2002),  

 PDF-versie

Abstract

Voor het toewijzen van de verblijfplaats van het kind bij één van de ouders na scheiding wordt in België het belang van het kind als leidraad gebruikt. Hierbij zou –zoals in de VS meer en meer gebeurt– de vorming van de geslachtsidentiteit bij kinderen en jongeren -via de same-sexe-these – als argument kunnen fungeren. Het is echter de vraag of dit gebruik van geslachtsidentiteit al dan niet terecht is. Door na te gaan of, na de scheiding van de ouders, het geslacht van de ouder waar het kind hoofdzakelijk verblijft enige invloed uitoefent op de geslachtsidentiteit van de adolescent, trachten we hierop een antwoord te geven. In het bijhorende onderzoek wordt nagegaan wat het effect is van de moeder- en vadergezinnen op de mannelijkheid en vrouwelijkheid van adolescenten. De analyse wordt gemaakt op de bevraging van 7431 derdejaarsleerlingen, verzameld in 89 scholen voor algemeen secundair onderwijs verspreid over alle Vlaamse provincies (schooljaar 1995-1996).

Onderzoeksfiche

Referentie

Jacobs, A. & Van Houtte, M. (2002), Geslachtsidentiteit; een argument bij hoedebeslissingen? In A.Van den Brande & C. Devos (Eds.), Identiteiten. Functies en dysfuncties (pp.33-54). Gent: Academia Press.

Taal

Nederlands

 

Publicatievorm

Bijdrage in reader

ISBN

90-382-0366-7

Trefwoorden

Alleenstaande gezinnen, echtscheiding, eenoudergezin, geslacht, geslachtsidentiteit, geslachtskenmerken, gezinsklimaat, hoedebeslissing, hoederecht, moedergezin, ouders, rolmodel, same-sex-hypothese, socialisatie, stiefouder, vadergezin, verblijfsregeling