Het kind in de jeugdhulp. Kinderen van 6 tot 12 jaar over hun participatie in de jeugdhulp.
Auteurs
Eerdekens, W., Raes, A., & Vandenbussche, E. (2016).

Abstract
In de jeugdhulpverlening proberen zowel beleid, hulpverleners als andere betrokkenen zo goed mogelijk rekening te houden met de noden van kinderen, jongeren en gezinnen. In dit onderzoek wordt de stem van kinderen gehoord. Tussen maart en juni 2016 werden 21 kinderen (zeven meisjes, tussen 6 en 12 jaar) uit de jeugdhulp geïnterviewd. Vijf kinderen zaten in een traject niet-rechtstreeks toegankelijk jeugdhulp, alle andere kinderen hadden een aanbod binnen de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp. De kinderen waren over het algemeen goed geïnformeerd en tevreden over het niveau van participatie. De kinderen waren ook algemeen tevreden over de hulp die ze kregen vanuit jeugdhulp, over school was de beleving meer gemengd. Kinderen kennen hun traject goed, zeker bij kinderen die onder de jeugdrechter vallen. Volgens de meeste kinderen nemen ouders of de jeugdrechter (als die er is) de beslissingen. Kinderen willen graag weten hoe lang ze ergens zullen blijven en waar ze daarna heen gaan. Bij onthaal of verandering van voorziening vinden zij het belangrijk om op voorhand geïnformeerd te zijn en tijd te krijgen om te wennen aan de nieuwe omgeving. De meeste kinderen weten dat ze een dossier hebben, maar weten niet altijd goed wat dit is en voor wie het bedoeld is. Kinderen met een dossier-op-kindermaat zijn hier erg blij mee. Alle kinderen konden vertellen welke regels en afspraken er gelden in hun context. Inspraak in regels is wisselend. De meeste kinderen begrijpen dat volwassenen hierin het laatste woord hebben, maar willen wel graag hun mening kunnen uiten. De kinderen toonden een grote tevredenheid over hun begeleiders. Een aandachtspersoon (IB) is erg belangrijk. Kinderen vinden het fijn om dingen te doen, en niet enkel te praten (ook bv. in kader van therapie of gezinsgesprekken). Participatie is voor de kinderen niet hetzelfde als zoveel mogelijk betrokken worden. Het is eerder het kind zelf aan het woord laten over of en hoe het wil geïnformeerd en betrokken worden. Het is ook voldoende aandacht besteden aan randvoorwaarden die het mogelijk maken voor kinderen om daadwerkelijk te begrijpen waar het over gaat, om hun stem te laten horen en vragen te stellen (o.a. tijd en ruimte, basishouding). Participatie gaat niet om tools of methodieken alleen, maar vooral over de houding van de professional. Kinderen betrekken, hun mening vragen… heeft enkel zin als ze goed geïnformeerd zijn (op hun niveau, in hun taal) en precies weten waarover het gaat. Er is het belang van openheid, vertrouwen en autonomie. Voor participatie is het belangrijk om ruimte en tijd te creëren, maar dit www.jeugdonderzoeksplatform.be 2 hoeft niet ‘groots’ te zijn: er zijn veel mogelijkheden waarop ‘gewone gesprekken’ worden aangepakt. Er is verder het belang van visualisatie en concretisering.
Referentie
Eerdekens, W., Raes, A., & Vandenbussche, E. (2016). Het kind in de jeugdhulp. Kinderen van 6 tot 12 jaar over hun participatie in de jeugdhulp. Geraadpleegd op https://www.arteveldehogeschool.be/hetkindindejeugdhulp/assets/pdf/brochure .pdf
Taal
Nederlands
Publicatievorm
Onderzoekrapport