Ik ga morgen niet naar school. Een onderzoek naar problematisch spijbelen in Vlaanderen.
Auteurs
Spruyt, B., G. Keppens, L. Roggemans (2014)

Abstract
Wat
In dit artikel wordt de verspreiding van problematisch spijbelen in het regulier secundair onderwijs in Vlaanderen onderzocht. Problematisch spijbelen wordt daarbij gezien als minimaal 30 halve dagen van ongeoorloofde afwezigheid.
Methode
De auteurs maken gebruik van een mixed methods design om de algemene trends in het problematisch spijbelen te schetsen en een sociografie van de problematische spijbelaar op te stellen. Enerzijds wordt gebruik gemaakt van registratiegegevens afkomstig van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming. Anderzijds wordt gebruik gemaakt van diepteinterviews met problematische spijbelaars.
Resultaten
-De resultaten tonen een algemene toename van het problematisch spijbelen in Vlaanderen. -Problematisch spijbelen komt meer voor in het DBSO en BSO dan in het ASO, TSO of KSO. Vooral de sterke aanwezigheid van problematische spijbelaars in het DBSO is opvallend. Maar liefst 37,5% van de leerlingen in het DBSO verzamelt 30 B-codes tegenover 3,3% in het BSO, 0,4% in het TSO, 0,9% in het KSO en 0,1% in het ASO. -Daarnaast komt problematisch spijbelen meer bij jongeren zonder de Belgische nationaliteit. Vooral jongeren uit Midden- en Oost-Europese landen hebben een hogere kans op problematisch spijbelen. -Scholen met een sociaaleconomisch achtergesteld leerlingenpubliek zijn dubbel kwetsbaar. Zo heeft de aanwezigheid van achtergestelde leerlingen een zelfstandig effect op de kans op problematisch spijbelen van individuele leerlingen ongeacht de eigen achtergrond.
Referentie
Spruyt, B., G. Keppens, L. Roggemans (2014): Ik ga morgen niet naar school. Een onderzoek naar problematisch spijbelen in Vlaanderen. Tijdschrift voor Jeugd en Kinderrechten, 15, 3: 270-284.
Taal
Nederlands
Publicatievorm
Artikel in tijdschrift
Trefwoorden
Probleemgedrag