Non-suicidal self-injury in adolescents: Prevalence and associations with identity formation above and beyond depression.

Abstract

Niet-suïcidale zelfverwonding, een veelvoorkomende gedraging bij adolescenten, verwijst naar de rechtstreekse verwonding van een lichaam, zonder een suïcidale intentie. Gegeven dat het vormen van een eigen identiteit een belangrijke ontwikkeling is doorheen de adolescentie, onderzoeken we of (problemen met) de identiteitsvorming verband houdt met niet-suïcidale zelfverwonding, meer dan leeftijd, geslacht en depressie. Er werden 532 middelbare schoolstudenten bevraagd aan de hand van de Self-Harm Inventory, de Erikson Psychosocial Stage Inventory en de Child Depression Inventory. De bevindingen toonden aan dat 26,5% van de adolescenten minstens één vorm van niet-suïcidale zelfverwonding deed, zonder significant verschil tussen jongens en meisjes. De correlatie-analyse toonde aan dat er een negatief verband is tussen niet-suïcidale zelfverwonding en identiteitssynthese en er een positief verband is tussen depressie en identiteitsverwarring. Tot slot verklaarde identiteitsverwarring een bijkomstige variantie van de aanwezigheid of afwezigheid van niet-suïcidale zelfverwonding, meer dan depressie, leeftijd en geslacht. Gegeven dat niet-suïcidale zelfverwonding een middel is om om te gaan met identiteitsverwarring, zouden therapeuten hier rekening mee moeten bij het ontwikkelen van preventie- en interventieprogramma’s.

Non-suicidal self-injury (NSSI), a highly prevalent behaviour in adolescents, refers to the direct destruction of one’s body tissue without suicidal intent. Given that identity formation is an important developmental task during adolescence, we investigate whether (problems with) identity formation are related to NSSI above and beyond age, gender, and depression. We assessed 532 high school students by means of the Self-Harm Inventory, the Erikson Psychosocial Stage Inventory, and the Child Depression Inventory. Our findings indicated that 26.5% of adolescents engaged in at least one form of NSSI, with no significant difference between boys and girls. Correlational analysis showed that NSSI was negatively related to identity synthesis and positively related to depression and identity confusion. Finally, identity confusion was able to explain additional variance in the presence/absence of NSSI above and beyond depression, age, and gender. Given that NSSI may constitute a means to deal with identity confusion, therapists should take this developmental task into account when developing prevention and intervention programs.