Over moeders rokken en eigen nestjes. Jongeren en hun gezinssituatie.

Auteurs

Rutgeerts, E., & Sinnaeve, I. (2007).

 PDF-versie

Abstract

Jongeren tussen de 14 en 25 jaar vormen een heterogene groep wat betreft hun woonsituatie. Sommigen wonen nog bij de ouder(s), anderen hebben de stap naar zelfstandig wonen al gezet en wonen alleen, met vrienden of samen met hun partner. In dit hoofdstuk gaan we na hoe 14- tot 25- jarigen hun gezinssituatie omschrijven aan de hand van de JOP-monitor 1. Een heel ruime meerderheid (85%) van de jongeren tussen de 14 en 25 woont in het ouderlijke huis. Een kleine 15% van de jongeren tussen 14 en 25 jaar woont niet (meer) bij de ouder(s) thuis. Deze groep bestaat voornamelijk uit jongeren die met partner, alleen of met vrienden wonen. De proportie zelfstandig wonenden evolueert naar leeftijd. Heel wat jongeren blijven lang in het ouderlijk huis wonen. Dit is vooral het geval bij de jongens: het is pas vanaf 21 jaar dat zij de stap naar zelfstandig wonen zetten, maar slechts in zeer beperkte mate (1.9%). Op 25-jarige leeftijd heeft ongeveer 45% het ouderlijke huis verlaten. Meisjes gaan iets vroeger uit huis (5% van de 18- tot 20- jarigen). Van de 25-jarige meisjes heeft bijna 70% de stap naar zelfstandig wonen gezet. Als we de cijfers voor de 18- tot 25-jarigen bekijken, zien we dat een meerderheid (bijna 80%) in het ouderlijke huis woont. Ongeveer 15% woont samen met zijn of haar partner, iets meer dan 4% woont alleen en minder dan 1% deelt een woning met vrienden. Of iemand al dan niet studeert, heeft een duidelijke invloed op de woonsituatie. Bij de jongeren die niet meer studeren woont ongeveer één op de drie zelfstandig.

Referentie

Rutgeerts, E., & Sinnaeve, I. (2007). Over moeders rokken en eigen nestjes. Jongeren en hun gezinssituatie. In N. Vettenburg, M. Elchardus & L. Walgrave (Eds.), Jongeren in cijfers en letters. Bevindingen uit de JOP-Monitor 1 (pp. 45-54). Leuven: Lannoo

Taal

Nederlands

 

Publicatievorm

Bijdrage in boek

ISBN – DOI

978 90 209 71125