Social inequality in attitudes and behavior. The implications of the Flemish tracking system for equity.
Auteurs
Demanet, Jannick, Van den Broeck, L., & Van Houtte, M. (2018).

Abstract
Het doel van deze studie is om de relatie tussen SES op het individuele en op schoolniveau enerzijds en de non-cognitieve uitkomsten anderzijds te meten. Daartoe wordt specifiek gefocust op studenten hun ‘sense of acadademic futility’, wangedrag op school en engagement in deeltijds werk als een noncognitieve uitkomst die belangrijke implicaties hebben voor de onderwijskansen van studenten. De studie onderzoekt eveneens de rol die het tracking systeem speelt in het mediëren van de onderzochte resultaten. Tracking is een vorm van groeperen naargelang vaardigheden en refereert naar de situatie waarbij studenten een verschillend curriculum aangeleerd krijgen afhankelijk van hun vaardigheidsgroep. Onderzoekt toont aan dat studenten in het tracking systeem geselecteerd worden op basis van sociale kenmerken (Gamoran, 2010), waarbij jongeren met een lagere SES een grotere kans hebben te eindigen in de minder gewaardeerde onderwijsvormen. Gegeven het feit dat studenten in minder gewaardeerde onderwijsvormen gekenmerkt worden door lagere onderwijskansen en een anti-school cultuur (dat schijnbaar wordt in deviant gedrag en lagere studie attitudes) (Gamoran, 2010; Hargreaves 1967; Lacey 1970; Rosenbaum 1976; Van Houtte, 2006a), is het mogelijk dat tracking de sociale veschillen in uitkomsten met betrekking tot attitudes en gedrag medieert in deze studie.
The aim of the current study is to assess the relationship between individual- and school-level SES and non-cognitive student outcomes. We focus specifically on students’ sense of academic futility, school misconduct, and engagement in part-time work as non-cognitive outcomes that have important implications for students educational opportunities. The study also investigates the role tracking plays in mediating the outcomes we examine. Tracking is a form of ability grouping, which refers to a situation in which students are taught an entirely different curriculum depending on their ability group. Research showed that, net of ability, students are selected into tracks based on social characteristics (Gamoran, 2010), with lower SES children having a higher chance of ending up in the less esteemed tracks. Given that students in lower tracks are characterized by lower educational opportunities and an anti-school culture, apparent in deviant behavior and low study attitudes (Gamoran, 2010; Hargreaves 1967; Lacey 1970; Rosenbaum 1976; Van Houtte, 2006a), tracking might mediate social differences in the attitudinal and behavioral outcomes of the current study.
Referentie
Demanet, Jannick, Van den Broeck, L., & Van Houtte, M. (2018). Social inequality in attitudes and behavior. The implications of the Flemish tracking system for equity. In L. D., Hill & F. J., Levine (Eds.), Global perspectives on educational research (pp. 159–181). New York: Routledge.
Taal
Engels
Publicatievorm
Bijdrage in boek
ISBN – DOI
9780815356257
Trefwoord(en)
Tracking, sociale ongelijkheid, wangedrag op school, sense of futility, deeltijds werken