Studeren… of mag het iets meer zijn?

Auteurs

Sinnaeve, I. (2007).

 PDF-versie

Abstract

Dit hoofdstuk peilt naar studentenarbeid en bijbaantjes die scholieren er (al dan niet in de vakanties) op nahouden. Er wordt gebruik gemaakt van de data van de eerste JOP-monitor (2005/2006) (N=1477). Meer dan de helft van de studerende jongeren houdt er een bij- of vakantiebaan op na en vanaf 18 jaar loopt dit cijfer op tot boven de 80%. Jongens en meisjes hebben ongeveer even vaak een bij- of vakantiebaantje. Bij middelbare scholieren hebben aso- en kso-leerlingen beduidend minder vaak een bij- of vakantiebaan dan leerlingen uit andere onderwijsrichtingen. In het hoger onderwijs werken meer hogeschoolstudenten dan universiteitsstudenten. Een vakantiebaan in de zomervakantie komt het vaakst voor; maar ook weekendbaantjes zijn vrij populair, vooral bij leerlingen uit het secundair onderwijs. Slechts een minderheid van de studerenden werkt in de schoolvakanties buiten de zomer, doet occasioneel werk of werkt tijdens de week in het schooljaar. Dit laatste komt iets meer voor bij de studenten hoger onderwijs dan bij de scholieren uit het secundair onderwijs. De meeste studerenden hebben een vrij beperkte arbeidsdeelname: van degenen die een bij- of vakantiebaantje hebben, beperkt dit zich in meer dan de helft van de gevallen tot een baan in de zomervakantie. Zowat één studerende jongere op tien combineert dit met een weekendbaantje.

Referentie

Sinnaeve, I. (2007). Studeren… of mag het iets meer zijn? In: N. Vettenburg, M. Elchardus & L. Walgrave (Red.), Jongeren in cijfers en letters. Bevindingen uit de JOPmonitor 1. Lannoo: Leuven.

Taal

Nederlands

 

Publicatievorm

Hoofdstuk in boek (online in te zien via www.jeugdonderzoeksplatform.be  publicaties  boeken)

ISBN – DOI

978 90 209 71125