Zorgen, behoeften aan hulp en zorggebruik bij Vlaamse kinderen en jongeren van 0, 6 en 12 jaar: resultaten van de eerste bevraging

Auteurs

Dierckx, H., Snoeck, G., Tambuyzer, E., Roelants, M., Van Leeuwen, K., Desoete, A., … & Hoppenbrouwers, K. (2014). 

 PDF-versie

Abstract

In voorgaand onderzoek werd bevestigd dat er over het algemeen een kloof bestaat tussen de zorgnoden van kinderen en jongeren enerzijds en de toegankelijkheid van het zorgaanbod voor deze doelgroep anderzijds. Alhoewel voor gezondheids- en ontwikkelingsproblemen over het algemeen sneller hulp gezocht wordt, is er een opvallend ondergebruik van zorg in het domein van de geestelijke gezondheid voor deze leeftijdsgroep. Naast factoren die verband houden met het zorgaanbod, wordt dit ondergebruik onder meer toegeschreven aan een aantal kenmerken van de hulpvrager, zoals het sociaaldemografisch profiel van het kind en het gezin, factoren verbonden met de aandoening waarvoor hulp nodig is (type stoornis en tijd sinds ontstaan ervan, comorbiditeit), de mentale gezondheid van de ouders (psychische stoornissen), de beschikbaarheid van sociale ondersteuning en de aanwezigheid van coping strategieën, en de perceptie van de betrokkenen over de hulpverlening (toegankelijkheid, aanvaardbaarheid, betaalbaarheid).

Dit hulpvragerperspectief werd in de studie JOnG! voor drie leeftijdsgroepen in kaart gebracht volgens een ecologisch model, dat voortbouwt op enkele bestaande modellen die het hulpzoekproces en de determinanten ervan operationaliseren (modellen van Zwaanswijk en Stiffman). Dit ecologisch model houdt rekening met zowel de kindkenmerken, de gezinskenmerken als de uitgebreidere omgevingsfactoren. De studie JOnG! is een onderzoek naar gezondheid, ontwikkeling, gedrag, omgang/opvoeding, gezins- en levensomstandigheden, alsook naar zorgnoden, behoefte aan hulp en zorggebruik bij 0-, 6- en 12-jarigen en hun gezinnen. Het voorliggend rapport is gebaseerd op de resultaten van de algemene schriftelijke bevraging van het thema zorg, zoals deze opgenomen was in de startvragenlijsten van de 3 cohorten. Aan de ouders is gevraagd in welke mate ze zich zorgen maken over hun kind, in welke mate ze hiervoor behoefte hebben aan hulp en of ze al dan niet gebruik maken van hulp van een deskundige of dienst voor hun kind. De bevraging spitste zich toe op de gezondheid, de ontwikkeling en het gedrag van hun kind, de omgang met (cohorte-0) en opvoeding van (cohorten-6 en -12) hun kind, en de gezinsen levensomstandigheden waarin het kind opgroeit (cohorten-6 en -12). In dit rapport zijn de gegevens van 5430 vragenlijsten verwerkt, waarvan 38.8% betrekking heeft op zuigelingen, 34.6% op 6-jarigen en 26.6% op 12-jarigen. De respondenten zijn overwegend de biologische moeders van de betreffende kinderen en jongeren (respectievelijk 94.0%, 91.8% en 92.1%).

Bij zuigelingen staat vooral gezondheid centraal, bij de 6-jarigen komen gedrag en ontwikkeling meer op de voorgrond, en bij de 12-jarigen vooral gedrag en gezondheid. Vastgesteld werd dat bezorgdheden van ouders in bepaalde domeinen (bv. gezondheid) samenhangen met zorgen in andere domeinen (bv. ontwikkeling of gedrag). Kwaliteitsvolle zorg impliceert in dit geval dat hulpverleners voor kinderen en hun ouders een globale benadering hanteren, waarbij zij bij voorkeur ook oog hebben voor bezorgdheden van ouders in de domeinen die niet noodzakelijk tot hun expertise behoren, en bereid zijn om dergelijke signalen van ouders zelf op te nemen of desgevallend de gepaste doorverwijzing te helpen realiseren.

De ‘Huizen van het Kind’, waartoe Kind & Gezin momenteel samen met haar partners het initiatief neemt, kunnen op dit vlak voor gezinnen met jonge kinderen een belangrijk aanspreekpunt worden. Ook voor oudere kinderen en jongeren lijkt een gelijkaardig integraal zorgorganisatiemodel aangewezen. Met het decreet Integrale Jeugdhulp heeft de Vlaamse overheid een belangrijke stap in deze richting gezet.

Hoogopgeleide ouders met een baby formuleren meer behoefte aan hulp dan lager opgeleide ouders, ook al maken ze zich niet noodzakelijk zorgen. Ook het zorggebruik van deze ouders overstijgt hun zorgen en behoefte aan hulp: dit kan er op wijzen dat zij het belang van de preventieve gezinsondersteuning erkennen en er (mogelijks meer dan bij lager opgeleide ouders het geval is) gebruik van maken.

Bij kinderen van 6 of 12 jaar rapporteren ouders met een laag of gemiddeld inkomen zowel meer zorgen als meer behoefte aan hulp voor alle domeinen. Voor bepaalde domeinen signaleren lager geschoolde ouders ook gemiddeld meer behoefte aan hulp te hebben dan hoger geschoolde ouders. Toch vertaalt dit zich naar verhouding niet in een groter zorggebruik. Het zorggebruik van deze ouders wordt naar eigen zeggen niet bepaald door de kostprijs van hulpverlening of een gebrek aan kennis/informatie. Tevens blijken praktische problemen en wachtlijsten weinig of geen hindernis te vormen voor de toegankelijkheid van de zorg. Desondanks maken ouders met de meeste zorgnoden en de meeste behoefte aan hulp niet vaker gebruik van het zorgaanbod dan ouders waarbij deze zorgen en behoefte aan hulp minder aanwezig zijn. Verder onderzoek is nodig naar de onderliggende mechanismen van het relatieve ondergebruik van zorg bij deze groep.

Referentie

Dierckx, H., Snoeck, G., Tambuyzer, E., Roelants, M., Van Leeuwen, K., Desoete, A., … & Hoppenbrouwers, K. (2014). Zorgen, behoeften aan hulp en zorggebruik bij Vlaamse kinderen en jongeren van 0, 6 en 12 jaar: resultaten van de eerste bevraging. Onuitgegeven onderzoeksrapport, Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Leuven.

Taal

Nederlands

 

Publicatievorm

Onderzoeksrapport